Het verhaal van Bernadette - Kristel Muyldermans

1. Ik wilde mooi zijn, ik wilde gezien worden.

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten? 1(neeltje maria min)

Ik groeide op in Zandvliet, een klein polderdorp ten noorden van Antwerpen, geklemd tussen de

A 12, de Nederlandse grens en de haven. Mijn ouders startten hier na hun huwelijk met een eigen bakkerszaak. Of ze uit liefde voor mekaar gekozen hadden, weet ik niet. Alleszins zag ik in ons huis weinig of nooit genegenheid of liefde tussen mijn vader en moeder. 

Na mijn geboorte, ik had al een oudere zus, werd de combinatie gezin en bakkerij te druk, zodat wij als baby en peuter elders werden opgevangen. Mijn zus Maria woonde bij de grootouders aan vaders kant. Opa was oorlogsinvalide en had na een beenamputatie een houten been. Als kind durfden we dat nauwelijks aanraken of op zijn schoot paardjerijden. Oma baatte een klein kruidenierswinkeltje uit waardoor zij financieel niets tekortkwamen. Ik werd ondergebracht bij de ouders van mijn moeder die in dezelfde straat woonden, heel eenvoudige mensen die het niet breed hadden. Ik herinner me dat mijn grootvader veel zorg besteedde aan een klein moestuintje, wat een welkome aanvulling was op het krappe gezinsbudget. Extra’s waren er zeker niet, maar soms kreeg ik wel een Milky Way in het kruidenierswinkeltje van mijn oma aan de overkant van de straat. Dat het meisje dat daar woonde en met wie ik graag speelde mijn zusje was, wist ik pas jaren later.

Als kind huilde ik heel vaak. In de kleuterschool kreeg ik voor het eerst veel aandacht en zorg van een lieve juf, Hilde. Ik had een speciaal plaatsje in haar hart denk ik, want toen ze trouwde mocht ik samen met een vriendinnetje, als enigen van onze school, een boeketje bloemen afgeven in het stadhuis in Antwerpen. Fier dat ik was! Ik hechtte mij dan ook als een koala aan haar en was heel boos en verdrietig als zij nog maar even de klas verliet. Ik was dan ontroostbaar en altijd bang dat ze mij in de steek zou laten. Ik weet nog dat ze mij een keer op een hoge kast zette zodat ik haar niet meer achterna zou lopen.  

Na de derde kleuterklas gingen mijn zus Maria en ik opnieuw thuis wonen. Een ‘driemeisjeshuis’ want we hadden een klein zusje gekregen, ons Magda. We groeiden op als drie dikkerdjes, vaak hetzelfde gekleed zoals vroeger de gewoonte was. De dochters van de bakker eten veel koeken, dachten de mensen in ons dorp. De oudste en de jongste waren het vermelden waard, over mij, de middelste, werd nooit gesproken. Om onze ouders te helpen, kwam Adriana in ons gezin.  Adriana was een Nederlands au pair meisje, wij noemden haar ‘Jaantje’. Zij was het manusje van alles. Zij gaf ons eten, zette ons op de schoolbus, regelde het huishouden en bemoederde ons. Zij troostte mij als ik van de schommel viel, zij ging met mij naar de tandarts als ik tandpijn had. Nu nog heb ik af en toe contact met haar en breng ik haar soms een bezoekje.

In het eerste leerjaar leerde ik lezen en toen ging mijn kleine wereld een stukje open. Thuis hadden we geen boeken, maar elke week kwam de bibliotheekbus in ons dorp, en die heb ik helemaal leeg gelezen. Ik vluchtte in de verhalen en de avonturen van de hoofdpersonages, die allemaal veel gelukkiger waren dan ik. Mijn leven was zo anders dan het leven van Heidi in de bergen, die aandacht kreeg van een lieve grootvader en van haar vriendje Peter, aandacht en liefde die ik miste. Loesje Mertens, Annemieke, Merel Van Haeghe in de populaire meisjesromans van de jaren ’70, waren mijn heldinnen. Wat hadden zij een interessant leven: veel vrienden, zorgzame ouders, en alles om problemen en obstakels in het leven van een opgroeiend meisje te overwinnen. 

Na de lagere school wilde ik zoals mijn oudste zus naar de middelbare school gaan in Antwerpen. Mijn droom was om verpleegkunde te studeren. Voor mijn ouders was dat echter onbespreekbaar. De verpleegsterschool, midden in de stad gelegen, was moeilijk te bereiken met het openbaar vervoer en dus beslisten zij voor mij dat ik naar de plaatselijke handelsschool zou gaan. Voor een meisje was werken op een kantoor immers al een mooie job in die jaren. 

Aan de middelbare school heb ik slechte herinneringen. Ik had geen interesse in de vakken die we in de richting handel kregen en ik werd geplaagd met mijn mollig figuur en met mijn, al zeg ik het zelf, uitzonderlijk grote neus, twee dingen die ik van mijn moeder erfde. Het pesten werd zo erg dat de speeltijden voor mij een kwelling waren. Altijd werd ik buitengesloten. Ik voelde mij lelijk en maakte mij zo klein mogelijk in een hoekje van de speelplaats. Ik durfde in de bus niet achteraan te gaan zitten omdat ik dan iedereen voorbij moest lopen en ze mij zouden aanstaren. Ik durfde geen rijlessen nemen omdat ik bang was dat mensen die mij in de auto zagen zitten, zouden lachen met mijn grote neus. Het spreekt vanzelf dat ik niet mooi en aantrekkelijk was en dat ik nooit een vriendje had. Jongens zagen mij niet staan en op de kermis werd ik nooit uitgenodigd om mee gaan in de rappe rups, waar je kans had op een gestolen kus als het linnen dak dichtging. Dit in tegenstelling tot mijn oudere zus, die altijd wel met één of ander liefje optrok. Ze was achttien toen ze, ongewenst zwanger, moest trouwen, tot grote woede van mijn vader. Ik weet nog dat mijn moeder tussenbeide moest komen om een handgemeen te vermijden. Dat zou mij niet gebeuren nam ik mij voor, ik wilde de braafste zijn thuis, zodat vader trots kon zijn op mij.

Ik was bang van vader, want alhoewel zwijgzaam, was hij heel streng. Hard werken stond bij ons op de eerste plaats. We moesten thuis meehelpen in de bakkerij en meegaan op broodronde. Lezen en huiswerk maken moest vaak in de auto gebeuren. Ik was een strever en de lat moest hoog gelegd worden dus deed ik mijn best uit angst dat het nooit goed genoeg was. Er was weinig tijd voor ontspanning. De enige cinema in het naburige Stabroek werd omgebouwd tot een hotel voor de gasten die de BASF fabriek kwamen bezoeken. Ik zat veel op mijn kamer te lezen en naar radio Veronica te luisteren met mijn kleine transistor radio. Soms gedwongen, zonder eten naar bed gestuurd als ik gestraft was, want ik was toch een beetje een rebel. 

 En in die periode, ik was ongeveer zeventien, was er plots wel een jongen die mij zag staan, René. Hij was maar tot veertien jaar naar school geweest en werkte al toen ik hem leerde kennen. Hij was een goede voetballer en speelde in de plaatselijke voetbalclub, waarvan zijn vader voorzitter was. Van enige ontwikkeling of interesse in de wijde wereld was geen sprake. En hij was ook geen adonis, zoals Roy Black die ik stiekem bewonderde. Hij was kleiner dan ik, dus hakken dragen kon vanaf dan niet meer. Zijn voetbalcarrière was jammer genoeg van korte duur want hij hield meer van uitgaan, dus gingen we elk weekend op stap. Toen al eindigden die avondjes vaak in dronkenschap, waarna hij agressief werd en mij zowel fysiek als verbaal aanviel. Meermaals kwam ik thuis met schrammen, blauwe plekken en zelfs éénmaal met een gescheurde blouse, maar nooit kwam het in mij op om hierover thuis iets te zeggen. Ik dacht dat ik al blij moest zijn dat er tenminste één man was die mij de moeite waard vond om mee uit te gaan dus zweeg ik.  

Na het behalen van mijn middelbare school diploma, ik was de eerste van de klas, moest ik mijn droom om verpleegster te worden, en zelfs om met Artsen zonder grenzen de wereld in te trekken, definitief opbergen. Verder studeren kwam niet ter sprake. Ik moest dus werk zoeken maar in die tijd waren de jobs schaars. Een bureaujob zag ik al helemaal niet zitten. René stelde voor om in de fabriek te komen werken waar hij ook aan de slag was: een vleesverwerkend bedrijf in Deurne. Als arbeidster maakte ik daar kipkap (hoofdkaas) aan de lopende band. De werkomstandigheden waren op zijn zachtst gezegd oncomfortabel: het was er heel koud in de winter, want verwarming was slecht voor het vlees, maar ook heel warm in de zomer, omdat er geen airconditioning of aangepaste verluchting was. Omstandigheden die nu zeker niet meer zouden getolereerd worden. Ik dacht dat ik me op die plek tussen meisjes die amper naar school geweest waren niet op mijn plaats zou voelen, maar toch was er een gevoel van samenhorigheid en in die diverse groep vrouwen, die zeker niet mooier of minder mollig waren dan ik, voelde ik me voor het eerst echt geaccepteerd.

Op een dag namen we met een groepje arbeidsters het besluit om gezamenlijk te vermageren. Dit was mijn kans om te schitteren en te tonen waartoe ik in staat was. Het lukte mij goed om gewicht te verliezen, ik kreeg erkenning, maar ik wilde ook de beste zijn. Gaandeweg verloor ik de controle en na enkele maanden woog ik nog veertig kilogram. Dit was het begin van een levenslange strijd tegen eetstoornissen, tegen de stemmen in mijn hoofd die mij verboden iets te eten, of die mij juist aanzetten om alles op te eten wat maar voorradig was. Zelfs nu nog is het moeilijk om deze stemmen niet te horen en normaal te kunnen eten, vooral als ik alleen ben.

Tien dagen voor mijn eenentwintigste verjaardag trouwde ik met René. Ik dacht dat zijn dronken buien en zijn agressiviteit wel zouden afnemen als we een eigen huisje en een eigen gezinnetje zouden hebben. Die droom viel letterlijk in duigen toen hij op mijn verjaardag, ik had de tafel feestelijk gedekt met ons nieuwe servies, alles door de kamer kapot smeet omdat de prei niet voldoende gaar was.   

We waren al acht jaar getrouwd, toen ik ontdekte dat ik zwanger was. Door de eetstoornissen en het ondergewicht had ik geen menstruatie meer en dacht ik dat ik onvruchtbaar was. Tot mijn schrik bleek ik al vijf maanden ver te zijn. Ik was heel ongerust dat ik mijn ongeboren kindje schade had toegebracht door de anorexia. Ik voelde mij verraden door mijn lichaam, en werd overmand door schuldgevoelens. De tijd tussen het vaststellen van de zwangerschap en de bevalling was heel kort, amper vier maanden, zodat ik nauwelijks kon wennen aan het idee dat ik moeder zou worden. Hoe zou dit kindje opgroeien in dit liefdeloze huis? Hoe zou ik voor een baby kunnen zorgen, als ik nog niet voor mezelf kon instaan? Ik was bang dat ik het niet alleen zou kunnen, en wie zou mij helpen? Ik vond steun bij een betrokken huisarts en werd voor het eerst begeleid door een diëtiste. Ik was gemotiveerd om voor mijn kindje te laten zien wat ik kon en leerde in die periode weer min of meer normaal eten. Matthias werd gezond geboren en ik werd overmand door liefde voor dit kleine hoopje mens. Drie jaar later kregen we een tweede zoontje, Marnix. Ik zou laten zien dat ik wel een warme thuis kon geven aan mijn kinderen en stopte met werken. Ik voelde toen al intuïtief dat die eerste duizend dagen, waar nu zoveel voorlichting over gegeven wordt, voor de ontwikkeling van een kind heel belangrijk zijn. En ik besefte dat ik zelf in die eerste duizend dagen niet in ideale omstandigheden was opgegroeid.

De komst van de kinderen betekende niet dat René zijn gewoontes veranderde. Voor de buitenwereld hadden we een min of meer ‘normaal’ huwelijk. Ik herinner me dat we soms op weekend gingen naar de Ardennen en leuke vakanties hadden in Texel. Maar het leven was heel onvoorspelbaar. Als René dronken thuiskwam, gingen beloofde uitstapjes voor de kinderen niet door, werd er gesmeten met het servies en viel hij mij aan. Mijn zoontjes stonden dan als twee bange musjes boven aan de trap terwijl ik beneden de volle laag kreeg. Blauwe ogen en blauwe plekken kunnen pijn doen, maar de voortdurende verbale agressie en kleinerende taal kwetsten veel meer.  Deze woorden zetten zich vast in mijn hoofd en maakten mij stilaan kapot. Daarbij kwamen ook de financiële zorgen want René was door zijn alcoholprobleem vaak werkloos. Mijn geheime spaarpotje in de keuken was inmiddels verdwenen en wekelijks verzamelde ik zoveel mogelijk de lege flessen om met dit geld eten te kopen in de supermarkt. Mijn hart brak als ik mijn jongens in afgedragen truitjes van de Zeeman fier op de klasfoto zag staan tussen hun jaargenootjes. Ik voelde dat ik weg moest bij deze man, maar wist niet hoe ik dat moest klaarspelen zonder geld en twijfelde of ik de kinderen dat kon aandoen. Maar hen laten opgroeien zonder te weten wat liefde is, wilde ik niet. Eén keer ben ik met hen naar een vluchthuis geweest in Antwerpen, op een geheime locatie, maar eens daar aangekomen, kreeg ik het gevoel dat ik daar niet op mijn plaats was, en dat het met mij toch niet zo erg gesteld was als met die andere vrouwen. Ik ging terug naar huis.

2. Ik was mooi.

noem mij, bevestig mijn bestaan,

laat mijn naam zijn als een keten.1 (neeltje maria min)

Mijn zoontjes hadden flaporen en toen ze naar de lagere school gingen, wilde ik absoluut vermijden dat ze hierom zouden gepest worden. Ik maakte een afspraak bij een neus- keel- en oorarts en het probleem van de flaporen werd door hem deskundig verholpen met een kleine operatie. Bij de nacontrole keek hij me aan, misschien kan ik beter zeggen, staarde hij me aan zoals velen dat deden, en hij zei: ‘mevrouw, ik doe ook neuzen,…’ Plastische chirurgie was voor mij onbetaalbaar, maar een operatie door deze dokter was wel haalbaar voor mij. Ik maakte onmiddellijk een afspraak. Deze dokter gaf mij een normale neus, een normaal uiterlijk en daarmee begon voor mij een nieuw leven.

Nu was ik slank én mooi. Ik kreeg meer zelfvertrouwen en behaalde kort daarna mijn rijbewijs. En ik begon te merken dat ik ook aandacht kreeg van andere mannen, dat ze mij aankeken en mij aantrekkelijk vonden. Ik vierde mijn vrouwelijkheid en ontdekte een nieuwe seksualiteit. Ik stortte mij in  relaties met mannen die wel lief en respectvol met mij omgingen, vele mannen, ook uit ons dorp, getrouwde en ongetrouwde mannen, vaders van vriendjes van de kinderen. Onnodig te zeggen dat ik in het dorp al snel een slechte naam kreeg en dat ik geen vriendinnen overhield aan deze periode. Achteraf bekeken, denk ik soms dat mannen elkaar tipten dat ik gemakkelijk te versieren was. Eén keer zat ik kortgerokt in mijn auto in Deurne te wachten op een date die niet kwam opdagen. Aan de overkant van de straat zat een onbekende man eveneens tevergeefs in zijn auto te wachten. Toen hij het wachten beu was, kwam hij naar mijn auto, trok mijn deur open en aangezien ik uitdagend gekleed was, vond hij het normaal dat ik hem ter plekke bevredigde, dan was hij toch niet voor niets gekomen. Ik besefte daar dat ik op deze weg niet wilde verdergaan en dat dit niet het leven was dat ik voor mezelf ooit gedroomd had.

Ik leerde de liefde van mijn leven kennen, Yura, via René. Hij was een collega en samen met zijn vrouw, trokken we er soms op uit, we gingen zelfs samen op vakantie naar Kroatië. Natuurlijk was dit een gecompliceerde situatie omdat we onze relatie moesten geheimhouden voor onze partners en onze kinderen. In die periode zette René de stap naar een ontwenningskliniek, maar tijdens zijn opname had ik al het besluit genomen om hem te verlaten. Ons huis werd verkocht en ik huurde een appartement, René ging bij zijn moeder wonen. Hij bleef wel contact houden met de kinderen en soms aten we zelfs samen. Hij paste ook op de kinderen als ik weer eens op stap ging. In feite was ons gezin beter af na de scheiding dan voordien. Yura kwam bij mij wonen, maar na twee maanden besliste hij om opnieuw naar zijn vrouw te gaan omdat het niet klikte met mijn kinderen. Hij zat hier zo mee in de knoop dat hij een zelfmoordpoging ondernam, maar ik kon hem na een berichtje tijdig vinden en naar het ziekenhuis brengen. Vandaar ging hij terug naar zijn huis en zijn vrouw. Overmand door verdriet omwille van zijn vertrek en zijn zelfmoordpoging werd ik door zijn vrouw ook nog overladen met verwijten. Ik bleef alleen achter.

Tot mijn grote schrik bleek ik, weer onverwacht, zwanger te zijn. Dit was een scenario dat ik niet voor mogelijk hield omdat ik ondertussen gesteriliseerd was. Helemaal alleen moest ik de beslissing nemen voor een abortus en deze ook alleen ondergaan. In een ziekenhuis in Antwerpen werd ik geholpen. Ik zie mij nog liggen in de koude, wit betegelde behandelruimte. Ik herinner me de fysieke pijn, maar meer nog  het verdriet en de spijt dat dit kindje, in liefde verwekt, niet mocht bestaan.

 

3. Ik werd gezien.

noem mij, noem mij, spreek mij aan,

o, noem mij bij mijn diepste naam1 (neeltje maria min)

Na mijn scheiding kwam ik uiteindelijk toch terecht in de administratieve sector, maar nu als poetsvrouw. Uit twee sollicitaties op dezelfde dag verkoos ik deze job, boven een tijdelijke betrekking bij de Nationale bank waar mijn zus werkte. Ik was niet trots op mijn nieuwe uniform: schort, emmer en poetslap,  maar wel op mijn eerste eigen firmawagen. En zo ontmoette ik in één van de kantoren die ik poetste, mijn huidige partner. Ik herinner mij oudere mannen in pak, hemd en stropdas, die verstoord opkeken toen ik stomweg tegen de glazen deur liep van hun lunch lokaal. Dat kon tellen als entrée. De blik van één van deze grijze mannen raakte mij als een elektrische schok, een flits. Een knappe man, een aantrekkelijke man. Rik. Langzaamaan werden formele gesprekjes tussen ons persoonlijker. Ik merkte dat hij problemen had in zijn relatie en met zijn vrouw die alcoholverslaafd was. Als ervaringsdeskundige kon ik goed invoelen wat hij doormaakte en onze babbels verdiepten zich. Ik bedacht dat deze man, die zo anders was dan de mannen die ik vroeger kende, mijn kans was om te ontsnappen aan de wereld waarin ik tot dan toe had geleefd. Toen het duidelijk werd dat zijn relatie afgelopen was, wilde ik hem in een brief vertellen dat ik hem graag beter zou leren kennen. Toevallig voorspelde die week de VTM horoscoop ‘stuur die belangrijke brief’. Dit zag ik als een teken om actie te ondernemen. Mijn brief zorgde ervoor dat Rik mij uitnodigde bij hem thuis in Mol en het was op een heel warme zomeravond in augustus 1996 dat ik daar voor het eerst met hem afsprak.

Heel lang heb ik gewacht aan de afrit van de autosnelweg waar hij mij zou oppikken, terwijl Rik aan de volgende afrit geparkeerd stond. Allebei namen we op dat moment de gelukkige beslissing om toch te wachten op mekaar, om mekaar te zoeken en uiteindelijk te vinden. De villa in Mol, de tuin, het zwembad, en de sprookjesachtige zwoele avond en nacht vol sterren, ik kwam in een ander leven terecht. Voor het eerst had ik een man leren kennen die ik bewonderde om zijn kennis, zijn brede interesse in de actualiteit en politiek, zijn goede financiële status. Rik was immers calculator, was goed met cijfers en hield zich veel bezig met beleggingen. Hij keek naar ernstige tv-programma’s, las kranten die met ‘De’ beginnen, hield van reizen en had zelfs een appartement in Spanje. Maar ook zijn huiselijkheid en zijn zorgzaamheid, hij poetste en kookte, zijn liefde voor de tuin en de natuur raakten mij diep. Hij deed me soms terugdenken aan mijn grootvader en zijn groentetuintje. Zou deze man voor mij willen zorgen, zou hij mij de moeite waard vinden en mij aan boord hijsen? Al jaren beschouwde ik mezelf als een schipbreukeling, ik die altijd had moeten zorgen voor René, omdat die zelf nooit iets ondernam, voor de kinderen, om hen te beschermen en om het gedrag van hun vader goed te maken, klampte mij nu aan Rik vast.  Hij was mijn reddingsvest. 

Na een lat-relatie van enkele jaren verhuisde ik in augustus 2000 definitief naar Mol.  We waren er welkom. Ik brak resoluut met mijn vorig leven en nam afstand van mijn verleden op een symbolische manier door afscheid te nemen van Yura met een brief en een laatste ontmoeting. Mijn twee zonen, tieners ondertussen, gingen met me mee. Het was voor hen zeker niet gemakkelijk om hun vriendjes, hun oma en hun leven in Zandvliet achter te laten. Rik heeft een dominante persoonlijkheid en hij was heel streng voor de kinderen zoals voor zijn eigen zoon. Dat vond ik soms wel pijnlijk. Maar ik wilde Rik niet afvallen en accepteerde dit omdat ik dacht dat het zo voor de kinderen het beste was.   Als ik alleen had moeten instaan voor hun opvoeding, zouden ze immers niet goed terechtgekomen zijn. En in zekere zin was ik ook bang voor Rik en was ik altijd op mijn hoede om geen woede of ruzie uit te lokken, zoals ik vroeger bang was voor René en bang was voor mijn vader. Ik was gewend mezelf klein te maken en anderen de koers te laten bepalen.

Al was hij weinig betrokken bij hun opvoeding, toch wilde René het contact met zijn kinderen niet verliezen en besliste hij om te verhuizen naar Geel. Het lukte hem bij tijden om zijn drankgebruik te matigen totdat de kinderen ouder werden en hem minder nodig hadden. Gaandeweg echter staken de demonen van vroeger opnieuw de kop op en in zijn dronken buien viel hij ons weer lastig. Nu vooral op materieel vlak door geld te vragen of door een geleende auto in de prak te rijden. Totaal berooid, eindigde zijn leven abrupt in de woonkamer bij Matthias thuis waar hij op 56 jaar een hartaanval kreeg. In paniek werden Marnix en ik opgebeld, maar er kon geen hulp meer baten. Mijn zonen, weer als twee musjes steun zoekend bij elkaar, zagen hoe hun vader zonder succes gereanimeerd werd. Zoals een vliegtuig witte sporen nalaat in een blauwe hemel, zo vervagen herinneringen. Ik denk nu soms terug aan de enkele gelukkige momenten die we hadden als gezin, al waren het maar flitsen in een donkere hemel. De klappen en de pijn komen me minder vaak voor ogen dan gezamenlijke etentjes en gezinsuitstapjes zoals enkele fijne dagen in Disneyland Parijs voor de plechtige communie van de jongens vele jaren geleden.

4. Ik ben Bernadette.

voor wie ik liefheb wil ik heten1 (neeltje maria min)

In 2004, ook op 19 augustus, trouwde ik met Rik. In de beginjaren reisden we veel. Zo doorkruisten we heel Spanje en bezochten we vaak het appartement aan de Costa Blanca.  Rik stelde dan ook voor dat ik Spaanse les zou volgen. Wonderwel lukte het studeren mij prima en spreek ik nu vlot Spaans. Onnodig te zeggen dat dit mij veel zelfvertrouwen gaf. 

Ik lees nu  opnieuw veel boeken en ben gestart met een cursus creatief schrijven. Buiten mijn dagelijkse wandeling ben ik veel thuis. ’s Avonds uitgaan, naar theater of film is niet ons ding. Nu Rik ouder wordt, zijn onze uitstapjes ook kleiner: naar zee, naar het Zwarte Woud, naar de Ardennen. We zoeken altijd rust en contact met de natuur. Sinds het pensioen van Rik krijg ik het gevoel dat mijn eetstoornissen onder controle zijn. Het regelmatige leven en de aanwezigheid van Rik maken het voor mij gemakkelijker om mij aan strenge regels te houden en een strikt eetpatroon te volgen. Als ik dat niet doe neemt de onrust in mijn hoofd weer toe. Alsof er altijd een steentje in mijn schoen blijft zitten dat soms opspeelt. 

Ik ben gelukkig dat ik een stevige band met mijn zonen heb kunnen opbouwen, dat ze goed zijn terechtgekomen en dat we met de familie van Rik een groot gezin geworden zijn. Samen proberen we onze zonen en kleinkinderen bij grote en kleine problemen te helpen en te steunen. 

Ouder worden heeft Rik milder en zachter gemaakt. Onze relatie is met de jaren meer in balans en ik heb het gevoel dat ik eindelijk evenveel gewicht in de schaal leg als mijn partner. Voor het eerst heb ik het gevoel dat ik gewaardeerd word om wie ik ben, Bernadette.

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?

noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

voor wie ik liefheb wil ik heten. (Neeltje Maria Min)

Kristel Muyldermans

Naar top